De EU-richtlijn: bescherming voor meldingen van inbreuken op het recht van de Europese Unie
De EU-richtlijn biedt melders van inbreuken op het Unierecht een minimumniveau van bescherming. De gedachte is dat de geboden bescherming van melders zal leiden tot meer meldingen, waardoor inbreuken op het Unierecht beter kunnen worden gehandhaafd. In dit artikel leest u hoe de bescherming van melders is geregeld in de EU-richtlijn.
Bescherming voor meldingen van inbreuken op het recht van de Europese Unie
De richtlijn bepaalt dat de bescherming geldt voor melders van inbreuken op het Unierecht. Dat wil zeggen: inbreuken die binnen het toepassingsgebied vallen van de in de bijlage van de richtlijn genoemde Europese richtlijnen en verordeningen op een aantal specifieke gebieden. Het gaat om de volgende gebieden:
- overheidsopdrachten;
- financiële diensten, producten en markten, voorkoming van witwassen van geld en terrorismefinanciering;
- productveiligheid en productconformiteit;
- veiligheid van het vervoer;
- bescherming van het milieu;
- stralingsbescherming en nucleaire veiligheid;
- veiligheid van levensmiddelen en diervoeders, diergezondheid en dierenwelzijn;
- volksgezondheid;
- consumentenbescherming;
- bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens en beveiliging van netwerk- en informatiesystemen;
- inbreuken waardoor de financiële belangen van de Unie als bedoeld in artikel 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden geschaad;
- inbreuken in verband met de interne markt (als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie).
De bovengenoemde gebieden van het Unierecht zijn gekozen omdat daar een krachtigere handhaving nodig is.
Wie worden er door de richtlijn beschermd?
De bescherming vindt altijd plaats in een ‘werkgerelateerde context’. De richtlijn beschermt personen die door hun werkzaamheden inbreuken op het Unierecht zien en melden, en benadeeld kunnen worden door de organisatie aan wie de inbreuk kan worden toegeschreven. De benadeling kan financieel zijn, maar kan ook gaan om negatieve arbeidsreferenties, het niet meer gebruik mogen maken van diensten en reputatieschade. Indien er geen sprake is van werkgerelateerde machtsongelijkheid is er geen bescherming nodig omdat benadeling dan onwaarschijnlijk of onmogelijk is.
De werkgerelateerde context omvat vele en diverse werksituaties. Daaronder vallen namelijk niet alleen werknemers, ambtenaren, zzp’ers, stagiairs en uitzendkrachten, maar ook (personen die werken onder verantwoordelijkheid van) leveranciers, aannemers en onderaannemers en personen in leidinggevende organen, zoals leden van een raad van commissarissen. De richtlijn noemt ook aandeelhouders als personen die te maken kunnen krijgen met vormen van intimidatie, pesterijen en reputatieschade en daarom bescherming verdienen.
Ook het melden van informatie die is verkregen in een werkrelatie die al beëindigd is (bijvoorbeeld na ontslag of na pensionering), valt onder de bescherming van de richtlijn. Dat geldt ook in de fase waarin een (mogelijke) werkrelatie nog niet is begonnen (zoals voor sollicitanten). De richtlijn biedt ook bescherming aan iemand die een melder bijstaat, zoals een vertrouwenspersoon of vakbondsvertegenwoordiger. Daarnaast biedt de richtlijn bescherming aan familieleden en collega’s. Die bescherming geldt als er ook sprake is van een werkrelatie met de organisatie waar de melding tegen gericht is omdat zij door die organisatie dus ook kunnen worden benadeeld.
Voorwaarden om voor bescherming in aanmerking te komen
Om bescherming te krijgen, moet de melder volgens de richtlijn redelijke gronden hebben om aan te nemen dat de gemelde informatie over de inbreuk op het Unierecht op het moment van melden juist was. De melder hoeft hiervoor geen bewijs aan te dragen, redelijke vermoedens zijn genoeg om voor bescherming in aanmerking te komen. Een voorwaarde is wel dat de informatie voldoende is en aannemelijk maakt dat er een inbreuk heeft plaatsgevonden of zeer waarschijnlijk zal plaatsvinden. Het gaat om de betrouwbaarheid van de informatie, het motief van de melder staat hier los van.
De betrouwbaarheid van de informatie als vereiste is een essentiële voorzorgsmaatregel tegen kwaadwillige, lichtzinnige of oneerlijke meldingen waardoor betrokkenen juist onterecht worden beschuldigd en beschadigd. Een melding mag dan ook niet zomaar worden gedaan. Wie opzettelijk en bewust onjuiste of misleidende informatie meldt, krijgt geen bescherming en kan daarvoor zelfs worden gestraft met sancties zoals het betalen van een schadevergoeding.
Beschermingsmaatregelen die lidstaten moeten treffen
Als aan de voorwaarden voor bescherming is voldaan, bestaat de bescherming van de melder uit de volgende maatregelen:
- verbod op benadeling met verschuiving van de bewijslast;
- de melder heeft recht op ondersteuningsmaatregelen waaronder volledig onafhankelijke informatie en kosteloze en gemakkelijk toegankelijke adviezen;
- de melder wordt vrijgesteld van procedures (bijvoorbeeld schending van de geheimhoudingsplicht, verboden informatieverwerving, laster, schending auteursrechten, openbaarmaking bedrijfsgeheimen, schending van vertrouwelijkheid of bescherming persoonsgegevens);
- specifieke geheimhoudingsverplichtingen in het kader van de melding en de opvolging daarvan voor de identiteit van de melder (en andere betrokkenen);
- sancties voor degenen die zich schuldig maken aan het tegenwerken van de melder of het onderzoek.
De lidstaten moeten erop toezien dat de beschermingsmaatregelen goed worden uitgevoerd. De maatregelen mogen niet worden beperkt door beleid of arbeidsvoorwaarden en evenmin door aan geschillen voorafgaande overeenkomsten.
Volgens de richtlijn moeten lidstaten ervoor zorgen dat er doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties worden opgelegd aan personen die:
- een melding (proberen te) belemmeren;
- een melder of een andere persoon die onder de klokkenluidersbescherming valt benadelen;
- onnodige procedures aanspannen tegen personen die door de richtlijn worden beschermd, of;
- de geheimhoudingsplicht ten aanzien van de identiteit van een melder schenden.